“Ik word gelukkig van de tuin. Het is altijd meer dan je je kunt voorstellen. In de zomer ben ik hier zeker vijf dagdelen per week. Thuis stel ik me dan voor hoe het zal zijn. Maar het is altijd meer: meer verrassingen, meer genoegen. Mijn voorbeeld is het Arboretum in Rotterdam. Die manier van beplanten en onderhouden volg ik ook. Dus bijvoorbeeld in de winter laat ik de stengels staan.

Ik heb deze tuin nu 11 jaar. Voorheen liep ik hier altijd te wandelen met mijn hond. Op een keer in oktober ben ik gaan kijken of hier in de tuinen nog bloemen bloeiden, want in de stad was alles al uitgebloeid. Hier bloeiden ze nog, en ik zag de mensen gezellig met elkaar kletsen. ‘Dat wil ik ook’, dacht ik in een impuls, en toen heb ik een volkstuin genomen. Ik heb er geen seconde spijt van gehad. Het heeft mij echt welzijn gebracht. Ik verbouw groente en bloemen. Ik eet veel uit de tuin, maar alleen wat ik lekker vind. Soms vries ik het in.

Loop maar eens met mij mee, dan zal ik je mijn tuin laten zien. Kijk, deze border is toch prachtig? Die combinatie van kleuren. Hier staan vruchten, maar ja, daar blijft niets van over, de vogels eten alles op. Dat vind ik niet zo erg. Een deel is voor mij en een deel is voor de dieren. Ik vind het belangrijk dat er insecten en vlinders in mijn tuin komen, dus daar heb ik ook planten bij gekozen. Die vlinderstruik bijvoorbeeld. Deze bonen hebben altijd last van zwarte luis, maar daar komen dan weer lieveheersbeestjes op af. Als ik dan straks de staken wegdoe, haal ik eerst zorgvuldig alle lieveheersbeestjes er af, dan kunnen die hun taak voortzetten.

Het volkstuingebeuren is geweldig. Wij gaan hier op een makkelijke manier met elkaar om, net als in een dorp. Het is echt heel anders dan in de stad. En mijn innerlijke kind heeft zich helemaal uitgeleefd. Ik heb hier op de tuin alle serieuze dingen de deur uitgedaan. Kijk, deze vrolijke kopjes heb ik speciaal voor mijn volkstuin gekocht. Het is hier toch een verrukking!”

interview: juni 2008