“Het grote verschil tussen de generaties van tuinders – laten we voor het gemak spreken van de tuinders van vroeger en die van nu – is dat de tuinder van nu lid is van de vereniging om dingen in en rond haar of zijn tuin te doen en niet zozeer voor de gezelligheid van het verenigingsleven. Het is wel zo dat de tuingerelateerde activiteiten die nu aan het opbloeien zijn, zoals de cursus ecologisch tuinieren en de etentjes uit de moestuin, weer gezelligheid met zich meebrengen.

 

Ik houd vooral van alles wat met natuur te maken heeft. Ik kom van een boerderij, speelde altijd buiten en heb vroeger ook wel getuinierd. Wat mijn werk betreft: ik stond aanvankelijk voor de klas op een basisschool, maar eenmaal voorzien van een biologieakte, gaf ik algauw allerlei cursussen bij natuurclubs zoals het IVN (tegenwoordig: Vereniging voor natuur- en milieueducatie) en de KNNV (tegenwoordig: Vereniging voor veldbiologie). Ik werk nu bij een natuur- en milieucentrum in Dordrecht. Je snapt dat het tuinieren èn de educatie mij in het bloed zitten!

Na verloop van tijd wilde ik zelf wel eens in praktijk brengen wat ik anderen leerde. En omdat we thuis een klein tuintje op het noorden hebben, dacht ik over een volkstuin. Dat was zo’n jaar of vier, vijf geleden. Ik bekeek tien complexen en koos ‘Blijdorp’: lekker rustig.

Bomen kappen voor ecologisch evenwicht
En ik was natuurlijk heel blij met de Vlindertuin! Er waren toen al wel wat mensen die zich ermee bezig hielden, maar het kon gebeuren dat wat de een er had ingestopt, er door de ander onbedoeld weer werd uitgeschoffeld.
In overleg met anderen heb ik toen een plan gemaakt en nu gaat er iedere zaterdag tijdens de werkbeurten een stelletje mensen in de Vlindertuin aan het werk onder leiding van iemand die weet wat er zoal moet gebeuren. Nadat we de meeste rommel hadden opgeruimd, zijn we begonnen met wat planten uit de voor het bouwprojekt onteigende tuinen over te zetten. En zo gaat het gestaag verder. Mijn verlanglijstje voor nog meer planten staat op de Blijdorpwebsite!

De Vlindertuin is eigenlijk een natuurrijke bosrand. Nu bestaat die nog vooral uit hoge bomen en lage planten en bodembedekkers. Een tussenlaag is er nauwelijks. Om ervoor te zorgen dat er meer licht komt, moeten er wat bomen weg. Dat lijkt niet erg ecologisch, maar voor het evenwicht is het wel noodzakelijk. Met de werkploeg van vanmorgen hebben we een els gekapt en het leuke is dat de boom bijna in zijn geheel op de vlindertuin blijft. Van de stam zijn zitjes gezaagd voor de wilgenhut die de kinderen vorig jaar hebben gebouwd. Andere stukken stam en de dikke takken hebben we langs de paden gelegd. Dat zijn goede plekken voor poppen en larven die de vogels er weer uitpikken. Padden kunnen zich daar onder verstoppen en mossen en paddestoelen kunnen er op groeien. De dunnere takken hebben we vertikaal in de grond gestoken om een vlechtmuurtje te maken voor een braamstruik en om de bestaande takkenbult mee te verstevigen. De twijgen van de els gingen op die takkenbult. Dat is een geweldige plek voor egels. Winterkoninkjes, heggemussen en roodborsten maken er nesten in. Zij vinden daar ook hun voedsel: spinnetjes, torretjes… En vlinders kunnen er in overwinteren! Uiteindelijk vergaat al dat hout en komt het ten goede aan de bodem en de planten.

Geen vlinders zonder brandnetels
Iedereen wil leuke vlinders op zijn tuin, maar niet de brandnetels waar ze hun eitjes op afzetten en waarin de rupsen zich ontwikkelen! In de Vlindertuin laten we hier en daar met opzet brandnetels staan als waardplant – dat is een gastheerplant – voor een aantal vlindersoorten. Vroegbloeiende inheemse struiken en bomen als meidoorn, sleedoorn, lijsterbes, vlier, vuilboom en wilg zijn belangrijk voor de nectar voor de volwassen vlinders. Ze staan er wel, maar er moet nog wat bij. Ook voor bijen en andere insecten is dat belangrijk. Veel andere nectarplanten vind je genoeg op de volkstuinen. Dus de vlinders komen vanzelf naar je toe. Over dit soort beheer heb ik veel geleerd in mijn opleiding tot ecologisch hovenier.

Ik heb nog tijd voor mijn eigen tuin hoor. Er is een deel moestuin, met sla, andijvie, peentjes, kievitsbonen…. Ik heb veldsla onder glas en in de kas druiven en tomaten. Er is ook een bosrandje, een grasveldje en een border met inheems spul: stinzenplanten en wilde planten.

Ja, er is wel iets waar ik trots op ben: op mijn compost! Die gaat heel goed! Ook een mooi voorbeeld van wat je noemt ‘met de natuur meewerken’. Gebruik wat je op je tuin hebt, ga niet met aarde of wat dan ook slepen. En ik ben trots op de vlindertuin natuurlijk! De groene puntjes verschijnen nu alweer: boshyacinthen, krokussen, sneeuwklokjes… Een wereld van verschil met vier jaar geleden.

Recreëren op fietsafstand
Als ik aan de toekomst van onze volkstuinen denk, dan hoop ik maar dat we kunnen behouden wat er is. Vroeger lagen de volkstuinen ver buiten de stad en als de gemeente bouwgrond nodig heeft , zou ze onze volkstuinen verder naar buiten kunnen verplaatsen. Maar dat is heel duur en waar zouden we naartoe moeten? We kunnen waarschijnlijk alleen voortbestaan in de vorm die we nu hebben als we ‘recreatief medegebruik’ bieden: we worden wandelgebied bijvoorbeeld. Bij ons vind je een grotere diversiteit aan flora en fauna dan in een willekeurig park. Het vestigingsklimaat van Rotterdam – nog zo’n term – vaart ook wel bij ons: mensen kunnen wonen in de stad en recreëren aan de rand ervan, op hun volkstuin op fietsafstand. Goed voor de volksgezondheid, goed voor de natuureducatie, goed voor het instandhouden van de groene longen van de stad. Daar zijn stapels rapporten over. Kom maar lekker buitenspelen, zou ik zeggen!”

Interview voorjaar 2009