Lenie: “Vroeger had ik een moestuin van de gemeente, maar in dat complex hadden wij veel last van vandalisme. Spullen, maar ook planten en de opbrengst werden gestolen. Sinds augustus 2005 hebben wij deze tuin. Er was bijna vier jaar niet aan deze tuin gewerkt. Hij stond vol met distels. Toen wij de tuin net hadden hebben wij wel geprobeerd het onkruid met wortel en al weg te krijgen. Maar na een dag werken hadden wij nog maar een heel klein stuk schoon gekregen. Daarom hebben wij de hulp van een hovenier ingeschakeld. Dat kost wel wat, maar ja, we konden daarna wel meteen aan de slag met zaden en planten. De hovenier heeft de toplaag verwijderd en toen een laag compost vermengd met grond aangebracht.

Zo’n tuin is heel veel werk, maar ik vind het geweldig. Het maakt je hoofd leeg. Ik doe de tuin en Hans doet de grote klussen. Wij vinden het ook een zegen dat er geen stroom is. Wij hebben wel een tuintje bij ons huis, maar daar is altijd lawaai. De ene buur geeft een feestje en de andere is aan het zagen. Als ze het nou allemaal tegelijkertijd deden, dan had je de rest van de tijd stilte. De rust en de moestuin is voor ons de reden om hier een volkstuin te hebben.

Wij eten ongeveer een half jaar van de groenten uit de eigen tuin. Ik verbouw van alles een beetje, zodat er nooit iets teveel is of ingevroren hoeft te worden. Ik vind het vooral leuk om te experimenteren met combinatieteelt. Dan zet je twee gewassen die elkaar stimuleren naast elkaar. Tomaat en wortel bijvoorbeeld, of andijvie-boerenkool, courgette-stambonen, mais-aardappelen, bonen-bonenkruid, komkommer-venkel. Bij de combinatie wortel-ui stoten de luchten elkaars vijanden af. De wortelvlieg houdt niet van de uienlucht en andersom. Zo zijn er natuurlijk ook gewassen die niet goed samengaan. Verder zet ik bloemen tussen de groenten, zodat er veel insecten komen, voor de bestuiving en zodat belagers van de groenten aangevallen worden. Al die informatie zoek ik op in boeken, vooral Duitse. Ik gebruik geen gif of kunstmest. Als er een onbekende zaailing groeit, wacht ik eerst af wat het wordt. Bij de kas stond een boom die ik niet kende. Tot mijn grote verrassing is het een abrikozenboom. Daar ben ik nu echt trots op. Ze zijn heerlijk.

Wij vinden de vereniging gezellig. De etentjes zijn leuk en ook die bezoekjes b.v. aan Weleda en lezingen die georganiseerd of gemeld worden. Wij zijn hier drie tot vier keer per week. Wij zijn ook wel van plan hier te blijven slapen. Als het mooi weer is, komen wij hier na ons werk eten.

O ja, ik wil nog even uitleggen waarom ik allemaal flessen in de tuin heb staan. Daar krijg ik veel vragen over. Het zijn flessen zonder bodem en zonder dop die ik over zaad of zaailingen heen zet. Zo zijn het minikasjes. Zo groeien de kleine plantjes goed en heb je ook geen last van slakken, behalve als je natuurlijk per ongeluk een slak hebt ingesloten. Dit is echt het proberen waard, bij mij werkt het prima!”

interview: juli 2007

tuin in 2010

127-2