Het is een aandoenlijke, brommende, behaarde dikkerd. Je kunt hem nauwelijks een insect noemen daarvoor ziet hij er veel te knuffelbaar uit. Door de wat zwalkende manier van vliegen lijkt hij meer een vliegende teddybeer. Ook zijn wetenschappelijke naam: “Bombus” heeft hij wat dat betreft mee. In het Engels heet hij “bumblebee” wat letterlijk “lompe bij” betekent. Door zijn grote lichaam en relatief kleine vleugeltjes was het lange tijd een raadsel hoe een hommel toch kon vliegen. Het blijkt dat hij hierbij een trucje toepast om op te stijgen. Door de op en neer gaande beweging van zijn vleugels creëert hij luchtwervelingen die zorgen voor een opwaartse kracht waardoor hij toch kan opstijgen hoewel hij hiervoor eigenlijk te zwaar is. Hierdoor is deze harige dikzak een voorbeeld voor de vliegtuigindustrie.

Soorten hommels
Denkend aan een hommel, zie ik altijd een behaard geel zwart gestreept exemplaar voor me maar dat is beslist niet de enige soort. De hommel hoort tot de familie van de bijen (Apidae). Wereldwijd komen er zo’n 250 soorten hommels voor; in Nederland 30 soorten waarvan er verschillende zeldzaam zijn. Hommels leven in gebieden met een gematigd klimaat, door hun dichte en lange beharing kunnen ze goed tegen een lagere temperatuur. Ook hebben ze het vermogen om zichzelf op te warmen door hun borstspieren te laten trillen. Om te kunnen vliegen moeten ze hun vleugelspieren opwarmen tot 30˚ Celsius. In het hooggebergte of op de toendra zijn ze de enig voorkomende bijensoort.

In Nederland worden de hommels in drie groepen onderverdeeld: de “witkonten”, de “roodkonten” en de “bruinruggen”. Van de “witkonten” is de  geel zwart gestreepte aardhommel het bekendst. De steenhommel ( helemaal zwart met een rood achterlijf) hoort bij de “roodkonten”. De bruinruggen hebben een geheel bruin borststuk. De boomhommel en akkerhommel horen bij deze groep. Voor nadere informatie is het erg de moeite waard om het filmpje “Hommels herkennen” te bekijken van de Vlinderstichting. De verschillende soorten hommels worden hier heel duidelijk in beeld gebracht.

Voor het determineren van hommelsoorten is ook de Basisgids Hommels van het EISKenniscentrum insecten. In het geval van de aardhommel is met het blote oog vaak niet goed vast te stellen om welke soort hommel het gaat. Daarom spreekt men bij de aardhommel liever over het “aardhommelcomplex”. Om alles nog ingewikkelder te maken bestaat er ook nog het verschijnsel “koekoekshommel”. Een koekoekshommel infiltreert in het nest van een hommel, doodt de koningin en het levende broedsel en annexeert de werksters om van dan af haar eieren en larven te verzorgen. De aardhommel en de steenhommel hebben allebei een koekoekshommel die erg op hen lijkt.

Hommels zijn sociaal levende insecten net als honingbijen en wespen. Het begint allemaal met de koningin. Heel vroeg in het voorjaar, eind februari of maart komt ze tevoorschijn uit haar winterschuilplaats. Het gebeurt soms dat je in de tuin zo’n dikke hommelkoningin uit de grond ziet komen, volkomen gedesoriënteerd. Als ze voldoende aangesterkt is gaat ze op zoek naar een geschikte plek voor een nest. Dat kan zijn in bv. een leeg nestkastje, een verlaten muizenhol of onder een graszode. Daar legt ze haar eitjes in een soort wassen tonnetjes. Ook legt ze een honingvoorraadje aan in een potje voor als het weer te slecht is om uit te vliegen. Uit de bevruchte eitjes komen de werksters die de taak van verzorging, voedsel zoeken en nestuitbreiding overnemen. De koningin verlaat het nest niet meer en legt alleen nog eitjes. Als de kolonie groot genoeg is komen er alleen mannetjes (darren) uit onbevruchte eitjes. Sommige larven krijgen extra te eten, dit worden de toekomstige koninginnen. Als deze toekomstige koninginnen uitvliegen paren ze met de mannetjes. Dit heet dan ook de bruidsvlucht. Daarna zoeken ze een geschikte plek om te overwinteren. Door het produceren van glycerol in haar lichaam zal de koningin niet snel bevriezen tijdens haar winterslaap. De rest van de kolonie sterft uit. In het voorjaar herhaalt de cyclus zich weer.

Als ze zich bedreigd voelen kunnen hommels steken. In tegenstelling tot bijen verliezen ze daarbij hun angel niet. Net als wespen kunnen ze meerdere steken toebrengen. Voor mensen vormen ze nauwelijks een bedreiging omdat ze niet geïnteresseerd zijn in vlees en zoetigheid zoals wespen. Alleen de vrouwtjes hebben een angel, de mannetjes (darren) niet.

Hommels leven van nectar en stuifmeel. Ze maken van stuifmeel en nectar kleine klontjes die ze kunnen vervoeren in holtes in hun achterbenen, de stuifmeelkorfjes. Zo kunnen ze wel 60 % van hun eigen gewicht vervoeren. Ze leggen geen grote voorraden aan en vliegen ook niet op een specifieke soort bloem en moeten dus het hele seizoen blijven verzamelen. Voor de honingproductie zijn ze daarom niet interessant zoals honingbijen dat wel zijn. Hommels hebben een lange tong waarmee ze ook in bloemen met diepe kelken kunnen komen bv vingerhoedskruid, kamperfoelie en witte dovenetel. Met hun scherpe kaken zijn ze in staat een gat onderin in de bloem te maken om zo op een snelle manier bij de nectar te komen. Dat is dan jammer voor de bloem die zo niet wordt bestoven.

Zo komen we dan bij datgene wat hommels zo nuttig maakt. Het zijn heel efficiënte bestuivers. Aan hun grote harige lichaam blijft altijd wel wat stuifmeel hangen dat zo op de stamper van de bloem terecht komt of op de stamper van de volgende bloem. Omdat het zulke goede bestuivers zijn worden hommels zelfs ingezet bij de tuinbouw bv. bij de teelt van tomaten, aubergines en paprika’s en bij de fruitteelt ( bessen, frambozen, aardbeien en fruitbomen). Nog een voordeel van de hommel ten opzichte van bv. de bij is dat hij al vliegt bij een lagere temperatuur en bij minder licht op een bewolkte dag. Bovendien kunnen hommels beter navigeren in een kas dan een bij doordat ze niet in de war raken van de lichtinval door glas of plastic. Er zijn dan ook hele hommelvolken te koop, je kunt ze gewoon via internet bestellen in een doos als biologische hulp in de tuinbouw.

Tot zover het succesverhaal want ook het bestaan van de hommel wordt net als dat van zoveel andere insecten bedreigd. Sommige hommelsoorten in Nederland zijn nog maar zeer zeldzaam of uitgestorven zoals de moshommel en de waddenhommel. Ook hommels hebben te lijden onder gebruik van pesticiden en versnippering van leefgebied. Daarom is het goed van je tuin een insectenparadijs te maken met veel door hommels, bijen en vlinders geliefde planten als extra steun. Voor hommels zijn vroegbloeiende planten (sneeuwklokje, krokus, wilg) belangrijk, maar ook meerjarige planten met een opeenvolgende bloei en bloemen met een diepe kelk zoals smeerwortel, vingerhoedskruid en witte dovenetel. Voor meer informatie over geschikte planten zie deze link, Hommels helpen in de tuin van Natuurpunt.be.

Hommels – De Vlinderstichting

door Liesbeth Benneheij. Alle gebruikte informatie is te vinden op internet