Het is mooi weer en het is veel te warm om in de tuin te werken. Vanuit mijn luie stoel kijk ik naar de dartelende en fladderende vlinders die het duidelijk naar hun zin hebben. Ze zijn in ieder geval actiever dan ik met dit warme weer. Wat doen vlinders eigenlijk als het regent vraag ik me af…

Het antwoord is snel gevonden. Vlinders houden niet van regen. Een plotselinge regen of onweersbui met vette regendruppels kan dodelijk zijn voor een vlinder. Het is alsof hij wordt bekogeld met enorme waterballonnen. Ook de daarbij behorende afkoeling maakt dat hij niet meer op tijd kan weg komen. Vooral een lage temperatuur heeft letterlijk een verlammende uitwerking. Bij een lichaamstemperatuur onder de 20˚C kan een vlinder niet meer vliegen en ook kan hij zijn vleugels niet meer openen om vijanden af te schrikken. Op bewolkte en regenachtige dagen zoekt een vlinder daarom een beschut plekje op om te schuilen. Bv. onder bladeren; in struikgewas; kreupelhout en hoge grassen.

 

Vlinders zijn koudbloedige dieren.

De omgevingstemperatuur verzorgt hun lichaamstemperatuur. Ze kunnen pas vliegen als hun vleugels zijn opgewarmd tot 20˚C, maar 28˚C is de ideale temperatuur. Daarom zie je vlinders pas later in de ochtend verschijnen en zijn ze al ver voor zonsondergang weer verdwenen. Om hun lichaamstemperatuur te regelen gebruiken ze hun vleugels. Bij oververhitting houden zij hun vleugels gesloten en richten ze zich met de bovenkant van hun vleugels richting zon. Is het aan de koude kant dan openen ze hun vleugels onder zo’n hoek dat het zonlicht er optimaal in kan vallen. Bij nog lagere temperatuur openen ze hun vleugels telkens ietsje meer zodat ieder onder deel apart zoveel mogelijk warmte opvangt.

 

Wat gebeurt er met vlinders als het echt koud wordt?

Er blijken verschillende opties te zijn.  Sommige vlinders, zoals de atalanta en de distelvlinder, vertrekken, net als de vogels, naar zuidelijker streken.  Ze eten extra veel van de nectar om energie te verzamelen voor de lange tocht.  Het is een hachelijke onderneming en velen halen de eindstreep niet.  De vlinders die het wel halen, leggen eitjes en sterven dan. Als de winter voorbij is vliegt de volgende generatie, met de Saharawind in de rug, op grote hoogte weer terug naar het noorden. De meeste vlinders blijven gewoon hier en overwinteren op een beschut plekje in de gedaante van eitje, rups of pop (koolwitje). Dan zijn er nog de echte bikkels die overwinteren als vlinder. De kleine vos, de citroenvlinder, de gehakkelde aurelia en de dagpauwoog zijn hier het voorbeeld van. Ze verstoppen zich op een beschutte plek waar ze volledig gecamoufleerd zijn. Het vocht in hun lichaam vervangen ze voor een soort antivries waarmee ze een temperatuur van -20˚ C kunnen trotseren. Als het lente wordt zijn dit de eerste vlinders die je weer ziet verschijnen.

Dat brengt ons op het volgende verschijnsel, iets waarvan ik nog nooit had gehoord: de juni-dip. Het is juni en prachtig weer maar toch is er nagenoeg geen vlinder te zien.  Dat heeft de volgende oorzaak… De hierboven genoemde “vroege vlinders” hebben het leven gelaten nadat ze hun eitjes hebben gelegd. De overwinterende rupsen zijn nu pop geworden. Uit eerder gelegde eitjes zijn rupsen tevoorschijn gekomen die nu hun buikjes vol eten. Kortom, iedereen is wel aanwezig, maar niet meer of nog niet als vlinder.  De tijd van de juni-dip is een beetje afhankelijk van het weer. Een nat of juist een warm, droog voorjaar zijn van invloed op het begin en eind van de dip.

Deze informatie en nog veel meer is te vinden op de site van De Vlinderstichting, bijvoorbeeld hoe je de tuin vlindervriendelijk kan maken met planten, waardplanten en schuilhoekjes. Ook heb ik veel gehad aan het Belgische Onzenatuur.be.

Photo by Clément Falize on Unsplash