Wil: “Wij zijn hier iedere dag wel even, of het nou stormt, hagelt of hard waait. Al was het maar om poes Niki te eten te geven. Na het overlijden van Corry, iets verder op het pad, heeft haar kat ons als ouders geadopteerd. Wij zijn al 22 jaar lid van de vereniging. Door Plan Zestienhoven moesten wij onze tuin verlaten. Tranen met tuiten heb ik gehuild. Ja, het was toch ‘onze’ tuin geworden in die 20 jaar. Ook met de buren was het erg leuk. Samen hadden wij er één grote tuin van gemaakt.”

Aad: “Sinds twee jaar hebben wij deze tuin. Die had 2,5 jaar leeg gestaan. Het was een enorme troep, dus wij hebben in het begin hard moeten werken. Deze tuin is een stuk groter dan onze vorige tuin. En dat terwijl wij juist een dagje ouder worden en het rustiger aan willen doen. Inmiddels hebben wij zoveel in de tuin gewerkt dat wij niet meer weg willen. Wij hebben een terras aangelegd, zeker 15 karren met onkruid en snoeihout weggebracht. Tot onze verbazing ontdekten wij onder het twee meter hoge onkruid zelfs een vijver. De buren moesten wel om ons lachen. Toen het ging regenen, gingen wij gewoon verder, met een vuilniszak over onze kleren.”

Wil: “Aad is nog elke week bezig voor de vereniging. Je kunt hem altijd vinden in het milieupark, in de weer met de gasflessen. Dat is zwaar werk. Het is wel jammer dat er niet meer mensen zijn die meehelpen. Sommige mensen realiseren zich ook niet hoeveel werk een volkstuin is. Die denken dat je hier alleen kunt komen om te recreëren. Maar ja, dan zit je zo met een tuin vol onkruid. Vroeger werkte Aad 70 uur per week op de vrachtwagen, maar hij nam toch de tijd om de tuin bij te houden.”

Aad: “Wat ik erg jammer vindt, is dat ik niet meer op de tuin kan slapen. Ik heb ’s nachts zuurstofapparatuur nodig en die werkt op stroom. Al die 22 jaar dat wij lid zijn, zijn ze al bezig over stroom. Waarom leggen ze het niet gewoon aan? Als je het niet wilt, dan neem je het niet. Je moet goede afspraken met elkaar maken, zodat je geen overlast hebt. Dan kan ik hier weer blijven slapen. Nu is dat doodeng. Sinds ik hier ’s nachts vier uur voor pampus heb gelegen terwijl ik bijna geen lucht kreeg, durf ik hier niet meer te slapen. Wil durfde door het donker ook niet naar de ingang om hulp te halen. Maar verder zitten wij hier best naar ons zin, voorlopig gaan wij nog niet weg.”

interview: januari 2008